Orthopedie

Orthopedie is het vakgebied dat zich bezig houdt met aandoeningen aan botten, gewrichten, pezen en spieren. Wij hebben veel expertise in vrijwel alle facetten van de orthopedie.

Is uw dier kreupel dan wordt er eerst een orthopedisch onderzoek uitgevoerd, soms hebben wij het probleem snel in kaart maar soms moet er verder onderzoek worden gedaan om de diagnose te stellen.

Als de diagnose is gesteld bespreken we met u de mogelijkheden voor behandelingen. Soms is er een operatie nodig maar ook medicatie of fysiotherapie kan een goede behandeling zijn. Hieronder vindt u informatie over enkele veel voorkomende oorzaken van kreupelheid.

Er zijn zeer veel verschillende chirurgische technieken ontwikkeld om dieren met een gescheurde kruisband te helpen. Al deze technieken hebben als doel om de knie weer stabiel te maken. Afhankelijk van het ras, leeftijd, gewicht en gebruik van uw dier zijn er verschillende operaties mogelijk. Het is belangrijk dat u alle informatie krijgt en daarbij ons advies zodat u uiteindelijk zelf een weloverwogen beslissing kunt nemen.

Methode Flo

Een van de technieken die wij gebruiken is de zgn Flo-methode. Bij deze techniek wordt een nylon band geplaatst vlak langs het gewricht, tussen het bovenbeen en het onderbeen. Deze methode werkt erg goed bij met name de wat kleinere honden en katten. Voor de grotere honden is de band vaak niet sterk genoeg waardoor de band kan scheuren. Toch zullen we in enkele situaties deze techniek ook voor de wat grotere honden adviseren; bijvoorbeeld als uw hond al een stuk ouder is en er waarschijnlijk sprake is van meniscusletsel of als uw financiële situatie geen andere techniek mogelijk maakt.

 

TPLO operatie

TPLO staat voor Tibial Plateau Leveling Osteotomy. Bij de grotere honden en honden met een zeer schuin gewrichtsvlak hebben wij de beste ervaring met het uitvoeren van een TPLO. Hier gaat men uit van de achterliggende oorzaak van de kapotte voorste kruisband. Het bovenbeen (het femur) rust op het scheenbeen (de tibia). Het gewrichtsoppervlak van het scheenbeen loopt bij de meeste honden wat schuin af naar achteren waardoor iedere keer als de hond gewicht op de poot zet, het bovenbeen als het ware de neiging heeft om naar achteren van het scheenbeen af te glijden. De voorste kruisband voorkomt dit.

Bij honden waar het gewrichtsoppervlak te schuin loopt komt er dus bij iedere stap spanning op de kruisband te staan wat uiteindelijk kan lijden tot het kapot scheuren van deze kruisband; door chronische overbelasting. Bij de TPLO wordt het gewrichtsoppervlak van het scheenbeen minder schuin gemaakt waardoor het bovenbeen niet meer van het scheenbeen af kan glijden en er zodoende een stabiele knie ontstaat. Dit doen we door het scheenbeen met een cirkelvormige zaag door te zagen en te draaien precies zoveel als nodig is; dit wordt van te voren met behulp van röntgenfoto’s bepaald. Na het draaien wordt het bot weer vastgezet met een speciale plaat met schroeven. Het herstel gaat vaak zeer vlot, ondanks dat het een grote ingreep is.

De knieschijf (Patella) is een botje dat in de kniepees van de bovenbeenspier zit. De kniepees heeft zijn aanhechting aan de voorrand van het scheenbeen. Een geul (trochlea) in het dijbeen zorgt dat de knieschijf niet opzij kan bewegen.

Van patella luxatie spreken we als de patella over de binnenrand (luxatie naar mediaal) of over de buitenrand (luxatie naar lateraal) kan bewegen. De patella luxatie naar mediaal is de meest voorkomende vorm bij de kleinere hond en de kat en is vaak een aangeboren probleem en zal dus vaak op jonge leeftijd problemen geven. De patella luxatie naar lateraal is meestal het gevolg van een ongeluk waarbij het kapsel rondom de knie gescheurd is. Dit gebeurd met name bij grotere honden maar kan ook veroorzaakt worden door een scheve stand van het bovenbeen ten opzichte van het onderbeen. De patella luxatie wordt onderverdeeld in vier graden, afhankelijk van de ernst. Tijdens het onderzoek door de dierenarts kan de graad van patella luxatie vastgesteld worden.

Graad 1           De patella kan uit de trochlea gedrukt worden, maar schiet vanzelf weer terug

Graad 2           De patella schiet uit de trochlea bij buigen en tegelijk draaien van de knie.

Graad 3           De patella ligt naast de trochlea, maar kan met de hand worden teruggeduwd.

Graad 4           De patella ligt naast de trochlea en kan niet meer terug geduwd worden.

Door de beweging van de patella over de rand van de trochlea, ontstaat beschadiging van het kraakbeen en arthrose.

De symptomen die het dier vertoont, hangen af van de ernst van de luxatie. Als de patella er naast schiet, lopen de dieren mank aan de aangetaste poot of houden hem zelfs in de lucht. Als de patella weer terug schiet loopt de hond of kat weer normaal. Sommige dieren vertonen weinig ongemak van de heen en weer schietende knieschijf maar naarmate de aandoening langer aanwezig is en er meer slijtage ontstaat, lopen de dieren meer en meer kreupel. Het is belangrijk om uw dier te laten opereren voordat er slijtage is opgetreden.

Operatie

Er zijn verschillende technieken die gebruikt worden om de patella luxatie operatief te behandelen, die ook vaak in combinatie toegepast worden. Welke methode de beste is, hangt af van meerdere factoren. Vaak is het verplaatsten van de aanhechting van de patellapees op het scheenbeen voldoende maar in sommige gevallen moet ook de trochlea uitgediept worden zodat de patella in de geul blijft liggen. Bij hele lichte gevallen kan het soms voldoende zijn om alleen een teugel te plaatsen aan de buitenkant van het gewricht die de knieschijf op zijn plaats houdt. In hele ernstige gevallen moet de stand van het boven en/of onderbeen gecorrigeerd worden om ervoor te zorgen dat de knieschijf in de trochlea blijft liggen.

Vaak kunnen we een inschatting geven van wat we denken dat nodig is maar pas tijdens de operatie is met zekerheid vast te stellen of er meerdere handelingen nodig zijn of niet.

ED is een verzamelnaam van een groot aantal verschillende afwijkingen in het ellebooggewricht. Deze aandoeningen ontstaan tijdens de groeifase van de hond rond 4-6 maanden. Vaak zijn de honden in deze fase kortdurend kreupel en kunnen daarna jaren later pas weer klachten krijgen. Hoe deze aandoening ontstaat zijn verschillende ideeën over. Zeer waarschijnlijk is er een onregelmatige groei van het spaakbeen tov de ellepijp waardoor er teveel druk op een bepaald deel van het gewricht komt en daardoor zou het processus coronoideus niet goed gaan verbenen en los gaan liggen. Dit geldt ook voor het los processus anconeus dat met name gezien wordt bij de Duitse Herder. Zeer waarschijnlijk hebben de honden wel een genetische aanleg voor de aandoeningen daarom is bij een groot aantal honden niet alleen het beoordelen van de heupen verplicht maar ook van de ellebogen.

Symptomen

Vaak jonge honden van de grotere rassen: ze kunnen kreupel zijn aan een kant of het kan lijken alsof ze ‘op eieren’ lopen als de aandoening in beide ellebogen zit (in 85% van de gevallen is ED beiderzijds aanwezig). Soms zetten de honden de poten wat gedraaid neer; de ellebogen wat naar buiten gedraaid of het kan juist opvallen dat de ondervoeten naar buiten gedraaid worden.

Zeker bij jonge honden kan het opvallen dat ze vaker gaan zitten of liggen dan te verwachten gezien de leeftijd, oudere dieren kunnen vooral klachten hebben bij het uit de mand komen of in de ochtend of op de terugweg van een wandeling.

Helaas wordt de aandoening te vaak gemist bij de jonge hond; de honden zijn blij en enthousiast, willen graag spelen, door de vaak beiderzijdse problemen is kreupelheid vaak niet te zien en de afwijkingen op röntgenfoto’s zijn vaak zeer minimaal waardoor ze regelmatig gemist worde . Ons advies is dan ook om bij een ras waar de aandoening vaak voorkomt uw hond te laten onderzoeken op jonge leeftijd; eerst klinisch en bij twijfel middels röntgenfoto’s. Het is verstandig deze foto’s door een orthopeed te laten beoordelen en bij twijfel na 3-6 mnd de foto’s te herhalen.

Diagnostiek

Met klinisch onderzoek aangevuld met röntgenfoto’s in minimaal twee richtingen kan de diagnose in veel gevallen bevestigd worden, in een enkel geval is aanvullend CT onderzoek nodig om het losse stukje zichtbaar te maken.

Behandeling

Chirurgische behandeling waarbij in eerste instantie de losse fragmenten uit het gewricht worden verwijderd geeft vaak een goede verbetering van de klachten. Op jonge leeftijd opereren heeft de voorkeur omdat het gewricht dan nog zo min mogelijk beschadigd is door het losse stukje bot.

Vrijwel alle honden; ook de honden die vroeg geopereerd worden ontwikkelen op latere leeftijd arthrose in  het gewricht. Om dit te voorkomen of minder snel te laten plaatsvinden is het verstandig de honden op speciaal voer te zetten voor honden met gewrichtsafwijkingen. Ook is het heel belangrijk dat de hond geen overgewicht krijgt. Sommige honden krijgen teveel last van hun elleboog; dan is het toevoegen van een ontstekingsremmer (NSAID) geïndiceerd ook zijn er als de klachten te erg worden verschillende operaties mogelijk die de pijn in veel gevallen doet afnemen.

Het heupgewricht bestaat uit de kop van het  bovenbeen die in de kom van de heup zit. Een strak kapsel zorgt dat de kop netjes in de heupkom zit.

Bij een jonge hond bestaan de heupkop- en kom nog grotendeels uit kraakbeen. Tijdens de groei van de hond wordt dit kraakbeen vervangen door bot, een proces dat rond de leeftijd van 1-1,5 jaar klaar is.

Bij heupdysplasie (HD) ontwikkelt het heupgewricht zich tijdens de groei van de hond niet goed, vaak blijkt bij lichamelijk onderzoek dat de kop van de heup te los in de kom zit, dit is wsl een belangrijke oorzaak voor het slecht ontwikkelen van de heupen waarbij de heupkop te plat en de heupkom te ondiep wordt. Het gevolg is, dat de heupkop niet netjes in de kom beweegt, maar er geheel of gedeeltelijk naast kan schieten. Hierdoor raakt het kraakbeen van zowel de kop als de kom beschadigd. Het kapsel wordt dikker om te proberen de instabiliteit van het gewricht te verminderen, waardoor stijfheid van het gewricht ontstaat. In het gewricht treedt een ontstekingsreactie op, die een zwelling in het heupgewricht geeft die van buiten niet voelbaar is. Dit alles veroorzaakt pijn.

HD is erfelijk, maar de ernst van de afwijkingen wordt ook bepaald door het gewicht van de hond, de voeding van met name de jonge hond, en de mate waarin de heup belast wordt tijdens de groei van de hond.

Jonge honden hebben voornamelijk last van pijn, die zich kan uiten door bijvoorbeeld kort spelen en dan weer liever gaan zitten, of liggend spelen. Ook kunnen ze een afwijkende gang hebben, b.v. erg “heupwiegen” bij lopen, of “konijnensprongen” maken met de achterpoten als ze sneller lopen. Honden gaan niet piepen of janken bij chronische pijn; het zijn dus echt subtielere signalen waar u alert op moet zijn. Soms kan het helpen om te vergelijken met honden van dezelfde leeftijd.

Bij oudere honden zie je dat ze met name pijn hebben na opstaan (het zgn “startkreupel” zijn) en dat ze last hebben van stijfheid bij bewegingen van de heupen.

Voor de behandeling is het zeer belangrijk om vroegtijdig de hond te laten onderzoeken en röntgenfoto’s te laten maken, het liefst al voor de leeftijd van 6-7 maanden omdat wij tegenwoordig goed in staat zijn om te voorspellen hoe de ontwikkeling van de heupen zal gaan aan de hand van bevindingen bij de jonge hond.

Behandelingsmogelijkheden

Bekkenkanteling (Double or Triple pelvic osteotomy, DPO/TPO)

Het doel van deze operatie is, dat de kom beter over de heupkop komt te liggen. Hierdoor kunnen de heupkop en –kom zich tijdens de groei van de jonge hond, netjes verder ontwikkelen. De operatie heeft dus alleen zin bij een jonge hond, het liefst vijf tot negen maanden oud maar liever niet ouder dan een jaar.

De operatie kan ook alleen uitgevoerd worden als zich nog geen arthrose in de heup gevormd heeft, dit kan worden beoordeeld op een foto van de heupen.

Bij deze operatie wordt het deel van de heup waar de heupkom zit, op drie plaatsen losgezaagd. Dit losse deel wordt gekanteld zodat de heupkom beter over de heupkop komt te liggen, het losgezaagde bot wordt vervolgens met een speciale plaat met schroeven weer vast gezet. De mate van kanteling verschilt per hond en per operatie.

Na ongeveer twaalf weken is het losse stuk weer vast gegroeid, de plaat hoeft zeer zelden verwijderd te worden en blijft dus in principe in de hond. Afhankelijk van de ernst van de dysplasie moet de operatie aan een of beide kanten uitgevoerd worden.

Heupkopresectie

In enkele gevallen kan een heupkopresectie uitgevoerd worden. Hierbij wordt de heupkop verwijderd. Dit kan bij honden onder de 20 kg een optie zijn bij ernstige HD of fracturen in dit gebied. De spieren in de omgeving vangen het afwezig zijn van het heupgewricht op. Dit geeft zeker bij de kleinere honden en katten een zeer goed resultaat.

Kunstheup

Bij honden die niet voor een bekkenkanteling in aanmerking komen door hun leeftijd of vanwege arthrosevorming in de heup, is de plaatsing van een kunstheup de beste optie. Deze operatie wordt maar door een enkele chirurg in Nederland uitgevoerd. Als deze operatie geindiceerd is zullen wij u hiervoor verwijzen.

Ziekte van Legg-Calvé-Perthes

Deze aandoening komt voor bij kleinere hondenrassen (<12kg), met name bij de kleine terriers, de chihuahua en de pekingees.  Hoewel het op jonge leeftijd ontstaat (+/- 6 maanden), worden de symptomen soms pas op oudere leeftijd door de eigenaar opgemerkt. Het kan veel pijn veroorzaken.

Bij deze ziekte ontstaat een verstoorde bloedvoorziening naar de heupkop. Hierdoor sterft de heupkop af en lost het bot op. Het lichaam probeert dit te herstellen, maar het hierdoor ontstane bot is zwak en de heupkop kan makkelijk inzakken of afbreken. Ook is de heupkop soms niet meer mooi rond van vorm.

Over de oorzaak van het tekort in de bloedvoorziening van de heupkop bestaan verschillende theorieën; mogelijk speelt erfelijkheid een rol. Bij deze aandoening wordt vrijwel altijd een heupkopresectie geadviseerd.

Potgieterlaan 1, 3702 GS Zeist, (030) 820 11 73, info@vetcz.nl